Oorsprong en karakter De Lakeland Terrier is afkomstig uit het Lakedistrict in de graafschappen Cumberland en Westmorland, in het noorden van Engeland, waar hij ook zijn naam aan te danken heeft. Het is een ruig, rotsachtig gebied waar de Lakeland de schapen en hun lammeren moesten beschermen tegen de vos. Hiervoor had men een hond nodig die én kon leren sociaal om te gaan met de dieren op de boerderij en die redelijk gehoorzaam was, maar die tevens een ingeboren onstuitbare jachtdrift had, waarbij hij in staat moest zijn tot zeer zelfstandig handelen. Een goede werkhond is niet te groot, hoog op de benen om goed te kunnen springen en snelheid te maken in het rotsachtige gebied, met een smalle borst om door dezelfde nauwe doorgangen te kunnen komen waar de vos doorheen kan. Men zegt wel waar een Lakeland hoofd doorheen kan, daar kan de Lakeland doorheen! Het Karakter van de Lakeland Terrier is moedig, waaks, levendig en vrolijk, vriendelijk tegenover mensen en vooral voor kinderen, en niet vechtlustig. Ze zijn gevoeliger dan de meeste terriers, maar eenmaal in "jachtmodus" zijn ze harder en volhardender dan welke andere terrier ook. Dat was ook wel nodig want de vos in het Lake district is groter dan elders in de UK en leeft tussen de rotsen in plaats van in de grond gegraven holen. Om de vos tussen de rotsen te kunnen volgen moet de Lakeland kleiner zijn, hij kan tussen de rotsen immers de doorgang niet groter maken, maar wel de volhardendheid hebben om zijn tegenstander te doden, ondanks dat die op eigen terrein is, groter is en vecht voor zijn leven! Bij de Lakeland als huisdier merken we nog zijn oorsprong: indien juist gesocialiseerd kan hij goed leren samenleven met dieren van allerlei aard, maar de oude jachtdrift is er ook nog. Bij gebrek aan vossen verplaatst de Lakeland zijn aandacht met de hem kenmerkende vrolijkheid naar "gevaren" in huis, zoals de stofzuiger en de rammelende wielen van de groenbak. Ook plumeau, hark, tuinslang e.d. moeten het vaak ontgelden! Een gerichte opvoeding is hier op zijn plaats, maar men dient er ook wel de humor van in te kunnen zien of men kan beter niet aan een terrier beginnen. Over het karakter van de Lakeland zegt Miss Biddy Morris, een Engelse fokster die het ras meer dan 40 jaar gefokt heeft: 'Ik denk dat de Lakeland de meest beminnelijke, ondeugendste en gezelligste onder de honden is. In vroeger tijden, toen ze nog Fell Terriers waren, hebben zij zich moed en gezond verstand eigen gemaakt. Zij zoeken geen moeilijkheden, maar komen voor zichzelf op en bewaken wat eigen is. Hieronder valt ook hun menselijke familie. Doordat ze veelal in huis werden opgevoed hebben zij een grote affectie voor de mensen ontwikkeld en vooral voor kinderen, waarin zij hun eigen tomeloze levensvreugde lijken te herkennen. Ze zijn erg gevoelig en kunnen, indien ze evenwichtig zijn opgevoed met slechts lichte stemverheffing onder appèl gehouden worden. Zij zullen misschien uw tuin omspitten en onbezorgd weghuppelen, maar als u een vrolijke en lieve vriend zoekt, kies dan voor een Lakeland'. Officiële RASSTANDAARD Groep Terriërs FCI 70 Sectie 1 Herkomst: Een werkras ontstaan in het Lake District (Noordwest Engeland). Een hond met voldoende beenlengte om de vossen te volgen over de rotsrichels. Kort na de Eerste Wereldoorlog kreeg hij zijn huidige naam. Door de geïsoleerde ligging van de streek ontstond al snel een vast type. In de jaren dertig van de vorige eeuw erkend door de Engelse Kennel Club. Algemeen voorkomen: Compacte, krachtige, evenwichtige en robuuste hoogbenige Terriër met een scherpzinnige uitdrukking Sterke, vrij korte rug en stevige botten. De V-vormige oren zijn relatief klein. Typerend is dat bij het lopen de voor- en achterbenen recht vooruit en parallel bewegen. Schofthoogte: niet meer dan 37 cm Gewicht: reuen 7,7 kg, teven 6,8 kg Vacht: De waterdichte vacht is dik en heeft een boven- en ondervacht. Kleur: black and tan, blue and tan, rood, tarwe, roodgrijs, lever, blauw of zwart. Mahonie of donker tan is ongewenst. Gebruik: Gefokt als pure werkhond voor met name de jacht op de vos. Nu geliefd als familie- en tentoonstellingshond. Gezondheid: Geen rasgebonden afwijkingen bekend. Aard: Vrolijk, scherpzinnig, niet bang, alert, zelfverzekerd en trouw aan zijn eigenaar. Vriendelijk voor kinderen. Bijzonderheden: Behoort minimaal viermaal per jaar getrimd te worden; natrimmen na circa zeven weken. Regelmatig kammen en borstelen. De rasstandaard luidt: Algemene verschijning :Vriendelijk, een geboren werker, evenwichtig en compact. Gedrag en temperament: Vrolijk, onbevreesd gedrag, schrandere uitdrukking, snelle bewegingen, alert. Kloek, vriendelijk en zelfverzekerd. Hoofd: Goed in verhouding. Lengte van de stop tot de punt van de neus mag niet langer zijn dan die van de achterhoofdsknobbel tot de stop. Schedel: Vlak en fraai belijnd. Aangezicht: Neus: zwart, behalve bij leverkleurige honden waarbij de neus leverkleurig mag zijn. Voorsnuit: breed maar niet te lang. Kaken/gebit: kaken krachtig, gelijkmatig gevormde tanden, een correct scharend gebit, waarvan de snijtanden van de bovenkaak zuiver scharend voor die van de onderkaak zijn geplaatst en recht in de kaken zijn geplaatst. Ogen: donker of hazelnoot. Schuin geplaatste ogen zijn ongewenst. Oren: tamelijk smal, V-vormig die alert worden gedragen. Noch te hoog, noch te laag aangezet. Nek: Gestrekt, licht gebogen, droog. Voorhand: rechte voorbenen, goede botten. Schouder: goed schuin geplaatst. Achterhand: sterk en goed gespierd. Dijen: lang en krachtig. Knie: goed gehoekt. Hakken: laag geplaatst. Middenvoet: recht. Voeten: klein, compact, rond met goede voetzolen. Beweging: Voor- en achterbenen worden recht naar voren bewogen en evenwijdig aan elkaar. De ellebogen bewegen in een loodrecht vlak zonder de flanken te raken, hakken mogen noch naar binnen, noch naar buiten draaien. Een krachtige stuwing vanuit een soepel buigende achterhand. Vacht: dicht, hard en waterbestendig met een goede ondervacht. Kleur: zwart met roestbruine aftekening, blauw met roestbruine aftekening, rood, tarwekleurig, roodgrijsachtig, leverkleurig, blauw of zwart. Witte haarvlekjes op de tenen en de borst zijn ongewenst maar wel toegestaan. Mahoniekleurig en donker roestkleurig is a-typisch. Hoogte: niet boven 37 cm (14,5 inch) ter hoogte van de schouder. Gewicht: reuen 17 lbs (7,7 kg); teven 15 lbs (6,8 kg). Fouten: Elke afwijking van bovenstaande punten dient wel overwogen in ogenschouw te worden genomen in verhouding tot de ernst van de afwijking. NB reuen dienen twee duidelijk waarneembare, volledig in het scrotum afgedaalde testikels te bezitten. |